Het stof van Wenen

Judith Fanto Het stof van Wenen

Wenen… Om me er te verplaatsen heb ik een scooter gehuurd. Had ik telefonisch geregeld vanuit Nederland. Moeilijk zonder iemands mond erbij te zien, maar het uitheemse Duits van de vrolijke Turk aan de andere kant van de lijn was nog veel slechter, dus we praatten lekker langs elkaar heen, tot het over geld ging. Money talks – in welke taal ook.

Het valt me natuurlijk zelf ook wel op dat ik de enige gezette-moeke-van-middelbare-leeftijd-op-een-scooter ben in Wenen. Gek, want over dat soort Annie de Rooijs struikel je zowat in Nederland. Ik trek dus wat bekijks, ik ben zelfs even gestopt om te kijken of er geen slinger toiletpapier uit m’n rok hing, maar nee, alles zat keurig, zelfs in mijn BH. Alleen voor het Stadt- und Landes Archiv werd er naar me gezwaaid en gelachen, duimen omhoog, even dacht ik nog dat ik sjans had, maar waarschijnlijk betrof het ambtenaren met een overigens oeverloos an-erotische dag.

Enfin, de scooter. Het had me een snelle, koele, wendbare, bovengrondse manier geleken om me te verplaatsen zonder parkeerproblemen of hellingleed van het fietsen. Geniaal! Puntje: de Vespa heeft een fijnstofuitstoot die z’n weerga niet kent. Ik, toch altijd wel begaan met het lot van onze planeet, schaamde me kapot. Maar vooral ook mijn longen vonden de keuze voor dit vervoermiddel niet geniaal, zelfs ronduit slecht en ze protesteerden hoe ze maar konden. ‘Instant karma’, dacht ik schuldbewust. Na de enorme hoeveelheid autodieselmotoren op een snikhete windstille dag in Wenen en de stoffige archieven die mij de rest van dag omgaven, besloot mijn ademhalingssysteem dat het tijd was voor een algehele shutdown. Geloof me, dit was beyond astma. Ik vocht voor lucht.

Eenmaal aan een infuus met vloeistoffen en wat injecties die mijn longen weer een beetje op gang moesten helpen, kreeg ik van de dienstdoende arts geen preek. Kennelijk is het vrij normaal dat gezette-moekes-van-middelbare-leeftijd in deze stad op z’n tijd binnen worden gebracht met deze luchtkwaliteit. Ik hoefde ook niet ‘rustig aan te doen’ of ‘eraan te denken dat ik ook geen 20 meer ben’, niets van dat al. Ik moest gewoon alle pillen, poeders en ander gif dat ik meekreeg dagelijks innemen en hup: ik kon zo het verkeer weer in.

Het gif werkt. Vanochtend rechtte ik mijn rug, dacht aan de Ik-rijd-ook-met-gebroken-pols-Bauke Mollema’s van deze wereld en ben weer op pad gegaan om mijn zoektocht naar de levende doden te vervolgen. Precies ook mijn eerste, triomfantelijke gedachte bij de long-shutdown: ‘Als het effe meezit kan ik morgen weer verder, dan heb ik gelukkig nog geen werkdag verloren!’